Hieronder vindt u het zorgprogramma voor patiënten met COPD met klachten. Kies eerst een van de regio's, daar vindt u de informatie die op deze regio van toepassing is.
Hieronder vindt u het zorgprogramma voor patiënten met COPD met klachten. Kies eerst een van de regio's, daar vindt u de informatie die op deze regio van toepassing is.
De huisarts stelt de diagnose COPD op basis van de NHG standaard COPD.
Bij vragen over de diagnose is het mogelijk naar de longarts te verwijzen, middels verwijsbrief/ zorgdomein bij:
Diagnostische problemen
Wanneer de diagnose COPD gesteld kan worden
Het uiteindelijke resultaat van de stap diagnosticeren, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces:
Meer informatie
- Protocollaire astma-/COPD-zorg
In de huisartsenpraktijk wordt COPD-zorg verleend op basis van de volgende afspraken, protocollen en richtlijnen:
- NHG standaard COPD
- LTA COPD
- Protocollaire astma-/COPD-zorg
De POH/huisarts noteert de consulten in het KIS via ‘vervolgconsult’ en draagt er zo zorg voor dat de zorg protocollair wordt uitgevoerd en de benodigde informatie wordt genoteerd.
Bij een exacerbatie: De POH draagt er zorg voor dat een eventuele exacerbatie en de ingestelde behandeling wordt genoteerd in het KIS via het onderzoek Exacerbatie en geeft informatie en handvatten (zelfmanagement) teneinde een eventuele volgende longaanval te voorkomen of adequaat zelf te kunnen handelen.
Het uiteindelijke resultaat van de stap informeren, vaststellen van persoonlijke doelen en verwijzen, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Voor de samenwerkingsafspraken met de ketenpartners, (terug-)verwijscriteria en resultaten klikt u op het blokje van de betreffende zorgverlener.
Meer informatie
Informatie voor de patiënt
Consultatie- en samenwerkingsafspraken longarts/nurse practitioner voor patiënten met COPD (patiënt blijft in de eerstelijn)
Consultatie via het KIS is een laagdrempelige mogelijkheid om de tweedelijn om advies te vragen, het bevordert de samenwerking tussen eerste en tweedelijn, men leert elkaars werkwijze kennen en het is een manier voor de eerstelijn om haar kennis te vergroten.
Indicaties voor consultatie in de tweedelijn:
De praktijkmedewerker vraagt via Zorgdomein een meedenkconsult aan bij de vakgroep longgeneeskunde van het St Jansdal of het Antonius Ziekenhuis Sneek.
In veel gevallen zal het klinisch beeld voor de tweedelijns specialist onmisbaar zijn om een juiste consultatie te kunnen verrichten. In voorkomende gevallen zal de longarts/nurse practitioner de eerstelijn daarom verzoeken om de patiënt te verwijzen naar de tweedelijn voor (kortdurende) diagnostiek en/of behandeling.
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD naar diëtist eerstelijn
Let op: voor een zinvolle dieetinterventie behoort dit te worden gecombineerd met een inspanningsinterventie (= zo mogelijk verwijzing naar fysiotherapeut). Bespreek dit met uw patiënt. Zie voor de samenwerkingsafspraken met de fysiotherapeut het onderdeel ‘adviseren bewegen’.
Gebaseerd op
Verwijscriteria
Indien een dieetinterventie wordt ingezet, behoort dit altijd te worden gecombineerd met inspanningstraining. Immers, de beste resultaten van de dieetbehandeling zijn te verwachten in combinatie met lichamelijke inspanning. Dieetbehandeling alleen leidt, zeker bij bedlegerige of zeer inactieve patiënten, vooral tot gewichtstoename in de vorm van vetmassa en niet van vetvrije (spier)massa. Is er nog geen verwijzing naar de fysiotherapeut, overleg dit dan met de patiënt en de POH, zodat de POH een consult kan aanvragen bij een fysiotherapeut. Wanneer fysiotherapie geen optie is, is het advies, als POH en diëtist, in gesprek te gaan met de patiënt welke andere mogelijkheden er zijn voor de patiënt om het inspanningsvermogen te verhogen. Goed overleg met en uitleg aan de patiënt is dus van cruciaal belang.
Wanneer er op geen enkele manier sprake is van inspanningstraining door de patiënt is het advies met de patiënt te bespreken in hoeverre de dieetinterventie zinvol is en of het alléén kan bijdragen aan het te behalen doel. Een optie kan zijn de dieetinterventie (tijdelijk) te staken.
De POH verwijst via het KIS middels het onderzoek Voedingsadvies naar de betreffende diëtist. De diëtist rapporteert via het KIS, onderzoek voedingsadvies, terug naar de huisartsenpraktijk.
Doelen dieetbehandeling
Behandelprotocol diëtisten
Eerste consult diëtist
Vervolgconsult diëtist (vier tot zes contacten)
Einde dieetbehandeling (één contact)
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren voeding, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
-----------------------------------
* Zie voor meer informatie: GLIM criteria en signaleringsinstrument SNAQ 65+ en gewicht- en gewichtsverlies 65-. Bij de SNAQ 65+ kan tevens de armomtrek gemeten worden als er > 4 kg ongewenst gewichtsverlies is opgetreden in de laatste 6 maanden. Bij een armomtrek van < 25 cm is er sprake van ondervoeding.
** Een BMI > 30 of ≤ 21 detecteert echter niet alle patiënten met een verlaagde/slechte voedingstoestand (o.a. verlaagde vetvrije massa index). Conform het CAHAG standpunt wordt aangeraden om, naast de BMI, ook de Vetvrije Massa Index (VVMI) te bepalen door de diëtist (zie CAHAG bulletin, nr 1. 2008) met een Bio-Impedantie (BIA) meter. Echter dit kan alleen indien de diëtist gebruik kan maken van een BIA meter dan wel deze in bezit heeft. Als de VVMI index ≤ 17 (mannen) of ≤ 15 (vrouwen) is er sprake van een verlaagde/slechte voedingstoestand.
Een impedantie weegschaal wordt afgeraden omdat de stroom altijd de kortste weg kiest en dus bij een weegschaal alleen de benen meet. Ook is er in dit soort apparaten vaak een formule ingebouwd en kan er niet per patiëntengroep bepaald worden van welke formule gebruikt wordt gemaakt. We adviseren een te calibreren impedantiemeter die op 50 kH meet en waarbij de resistance en reactance als uitkomst worden gegeven. Met deze weerstandswaarden kan er in de berekeningssheet de lichaamsamenstelling berekend worden.
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD patiënten met hoofdbehandelaar huisarts, naar fysiotherapeut in eerstelijn
Gebaseerd op NHG standaard. Bij dit document behoort de KNGF richtlijn chronisch obstructieve longziekten
Verwijscriteria fysiotherapeut voor patiënten met COPD GOLD 1-4:
De POH verwijst via het KIS middels het onderzoek fysiotherapie naar de betreffende fysiotherapiepraktijk en geeft een verwijsbrief mee aan de patiënt voorzien van naam patiënt, diagnose, stempel praktijk, datum en handtekening. De POH vermeldt in het KIS het telefoonnummer van de patiënt.
De fysiotherapeut neemt vervolgens contact op met de patiënt om een afspraak te maken en kan zo ook informatie geven over hoe de vergoeding plaatsvindt. De fysiotherapeut rapporteert via het KIS, onderzoek consult, terug naar de huisartsenpraktijk.
De fysiotherapeut screent de patiënt en overlegt met de patiënt wat het vervolgtraject is en welke doelen daarmee te bereiken zijn. Bij patiënten met GOLD 1, 2 kan een beweegprogramma worden ingezet (alleen door PLUS praktijken). Bij patiënten met GOLD 2, 3, 4 kunnen individuele interventies worden ingezet.
Vergoeding fysiotherapie bij COPD
De mate waarin oefentherapie bij COPD wordt vergoed via de zorgverzekering hangt af van de ziektelast volgens de GOLD richtlijn. Wanneer er via het KIS een verwijzing binnenkomt zullen de fysiopraktijken de patiënt bellen voor een afspraak. De fysiotherapiepraktijk kan, alvorens een afspraak te maken, met de patiënt bespreken wat de eventuele financiële consequenties zijn.
De ziektelast is onderverdeeld in vier groepen. Deze groepen hebben in het startjaar van de behandeling recht op:
Na het eerste jaar wordt het maximum aantal aangepast aan de hand van hoeveel onderhoudsbehandelingen er nodig zijn. De maximumaantallen zijn dan lager:
Let op: het eigen risico is wel van toepassing. Het is echter niet meer zo dat men de eerste 20 behandelingen zelf betaalt.
Wanneer men een aanvullende verzekering voor fysiotherapie heeft afgesloten, dan komt men na de behandelingen uit de basisverzekering in aanmerking voor de vergoeding uit de aanvullende verzekering.
Beweegprogramma
Voor patiënten die niet binnen de bovengenoemde categorie A t/m D vallen is het evt. mogelijk deel te nemen aan een beweegprogramma. Deelname aan een beweegprogramma COPD is bedoeld voor mensen die door hun ziekte of klacht meer zouden moeten bewegen, maar dit niet kunnen. In een beweegprogramma leren zij van een fysiotherapeut zelfstandig te bewegen, zodat zij dit ook na het beweegprogramma kunnen voortzetten. Een beweegprogramma heeft over het algemeen een duur van drie maanden. Deze beweegprogramma’s worden alleen vergoed uit de aanvullende verzekering en mogen alleen worden aangeboden door zogenaamde pluspraktijken. Een verwijzing is vereist. Niet alle verzekeraars bieden deze beweegprogramma’s aan en daarbij zijn de criteria om ervoor in aanmerking te komen niet bij elke verzekeraar gelijk. Lastig dus om als POH te bepalen of dit voor een patiënt inderdaad vergoed wordt uit de aanvullende verzekering.
Bijvoorbeeld: voor Zilveren Kruis verzekerden wordt een beweegprogramma vergoed vanuit het 3 of 4 sterren aanvullende pakket voor COPD-patiënten met:
Voor meer informatie is het advies contact op te nemen met de fysiotherapiepraktijk waarmee u samenwerkt.
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren bewegen, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
-----------------------------------
* De beste resultaten van een dieetinterventie zijn te verwachten in combinatie met lichamelijke inspanning (inzet fysiotherapie). Dieetbehandeling alleen leidt, zeker bij bedlegerige of zeer inactieve patiënten, vooral tot gewichtstoename in de vorm van vetmassa en niet van vetvrije (spier)massa. Om die reden wordt geadviseerd om in het begeleidingstraject van de fysiotherapeut (beweegprogramma of individueel) ook consulten voedingsadvies in te bouwen. Het verdient aanbeveling om op gezondheidscentrumniveau of lokaal hierover met de diëtist afspraken te maken.
Verwijs- en samenwerkingsafspraken tussen apotheek en 1e/2e lijn bij inhalatie-instructie en controle inhalatiemedicatie
IN DE EERSTELIJN
Huisartsenpraktijk:
Apotheek:
Samenstelling FTO:
Afhankelijk van het onderwerp, is het wenselijk dat de POH bij dit overleg aanwezig is.
IN DE TWEEDELIJN
Poli:
Ziekenhuisapotheek:
Bij/na opname patiënt:
ALGEMEEN
Terugkoppeling/onderlinge afstemming:
Bij verandering device bij gelijkblijvende medicatie:
Voorzetkamer:
De apotheek biedt de patiënten, na een jaar een voorzetkamer gebruikt te hebben, de mogelijkheid om een nieuwe voorzetkamer aan te schaffen (gaat van eigen risico af).
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren (inhalatie) medicatie, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie
Afspraken bij stoppen met roken (SMR)
Gebaseerd op de zorgmodule Stoppen met roken
De huisarts heeft een dringend rookstopadvies gegeven. Indien de patiënt gemotiveerd is om te stoppen kan hij een afspraak maken bij een SMR begeleider. De stoppen met roken begeleider kan de POH/huisarts (individuele begeleiding) zijn. U kunt ook kiezen voor het raadplegen van ondersteunende websites*.
Uitgangspunt tijdens een SMR interventie is dat de patiënt zelf verantwoordelijk blijft voor het eigen rookgedrag. De patiënt moet beseffen dat roken een probleem is en hij moet over een zekere mate van zelfcontrole beschikken. SMR heeft betrekking op de individuele gedragsmatige begeleiding. Hulpverleners dienen bij begeleiding bij stoppen met roken, indien mogelijk, te streven naar een persoonlijke face-to-face behandeling in vier of meer sessies.
De zorg rond het SMR bestaat uit drie onderdelen (gebaseerd op de zorgmodule SMR):
In alle gevallen heeft de begeleider een erkende (opleiding) scholing gevolgd en werkt hij volgens de zorgmodule Stoppen met roken.
De POH noteert de consulten t.a.v. de individuele begeleiding in het KIS via het onderzoek Stoppen met roken.
Het uiteindelijke resultaat van de stap begeleiding stoppen met roken, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie
--------------------
* Websites die ondersteunend zijn:
Verwijs- en samenwerkingsafspraken voor COPD-patiënten tussen huisarts en longverpleegkundige eerstelijn.
Verwijscriteria longverpleegkundige eerstelijn:
De longverpleegkundige eerstelijn kan worden ingezet bij patiënten met multiproblematiek. Zoals patiënten met een hoge mate van ziektelast en/of verminderd zelfmanagement.
De longverpleegkundige eerstelijn kan fungeren als casemanager en zich vanuit daar richten op het bevorderen van zelfmanagement door het vergroten van kennis en vaardigheden op het gebied van therapietrouw, inhalatie instructie, gezonde leefstijl en preventie longaanval.
Tijdens huisbezoeken is er veel tijd en ruimte om de patiënt zijn verhaal te laten doen; wat betekent het hebben van COPD in het dagelijks leven en welke mogelijkheden zijn er om de kwaliteit van leven zo mogelijk te verbeteren. De frequentie en inhoud van de huisbezoeken wordt in samenspraak met de patiënt en de longverpleegkundige bepaald en afgestemd op de behoefte.
Casemanagement longverpleegkundige eerstelijn kan een aanvulling zijn op de reguliere zorg en ondersteuning vanuit POH/HA of ziekenhuis. De longverpleegkundige zal, in overleg met de patiënt, een terugkoppeling doen naar de verwijzer. De wijze van terugkoppeling vindt in onderlinge afstemming plaats: telefonisch, per (beveiligde) e-mail of via OZOverbindzorg.
De huisbezoeken worden in de meeste gevallen vanuit de basisverzekering vergoed en gaan niet van het eigen risico af. Heeft de patiënt een verblijfsindicatie of is hier twijfel over, dan is het advies om even vooraf te overleggen met de longverpleegkundige. Huisbezoeken kunnen dan ook ingezet worden, maar het regelen van de financiering vraagt om meer aandacht en overleg.
Verwijs- en contactgegevens longverpleegkundige eerstelijn
Zorggroep Oude en Nieuwe Land (Urk en Noordoostpolder)
Icare (Dronten en Lelystad)
In de verwijzing vermelden: naam, adres, geboortedatum, telefoonnummer, BSN, huisarts, diagnose, reden van verwijzen, medicatie en andere relevante gegevens.
In de huisartsenpraktijk wordt de COPD zorg verleend op basis van de volgende afspraken, protocollen en richtlijnen:
- NHG standaard COPD
- LTA COPD
- Protocollaire astma-/COPD-zorg
De POH/huisarts noteert de consulten in het KIS via Vervolgconsult en draagt er zo zorg voor dat de zorg protocollair wordt uitgevoerd en de benodigde informatie wordt genoteerd.
De patiënt wordt gemonitord volgens onderstaand schema:
Frequentie (vervolg)consult | Frequentie spirometrie | |
Lichte ziektelast bij patiënten die niet (meer) roken en zonder klachten (MRC , 2 en/of CCQ , 1) en zonder exacerbaties de voorafgaande 12 maanden | Jaarlijks | Niet |
Lichte ziektelast bij patiënten die (weer gaan) roken of met klachten (MRC = 2 of CCQ ,2) of maximaal 1 exacerbatie de voorafgaande 12 maanden | Tenminste jaarlijks | Eenmaal per drie jaar |
Matige ziektelast | Tenminste tweemaal per jaar | Jaarlijks; bij adequate omgang met de aandoening bij patiënt die gestopt is met roken kan dit eenmaal per die jaar. |
Ernstige ziektelast | In de 2e lijn | In de 2e lijn |
Exacerbatie | Extra na behandeling van exacerbatie | Niet extra |
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie
Informatie voor de patiënt
In overleg met POH is er de mogelijkheid de deskundigheid van andere ketenpartners (weer) in te roepen.
Voor de samenwerkingsafspraken met de ketenpartners, (terug-)verwijscriteria en resultaten klikt u op het blokje van de betreffende zorgverlener.
Een patiënt die een longaanval heeft belt de huisarts.
Dit geldt zowel voor COPD patiënten die in de eerste- als in de tweedelijn onder behandeling zijn.
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD:
Elke COPD patiënt met (klachten van) een exacerbatie, ongeacht of het hoofdbehandelaarschap in de eerste- of tweedelijn ligt, meldt zich bij de huisarts. De huisarts en de longarts zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor deze patiënten. Goede communicatie is hiervoor essentieel.
De huisarts (hetzij op de huisartsenpost hetzij op de praktijk) behandelt een patiënt met een longaanval volgens protocol. Bij vragen over een in te zetten behandeling in geval van een exacerbatie patiënt uit de tweedelijn kan de HA telefonisch contact opnemen met de longarts.
De huisarts noteert zijn bevindingen en behandeling in het HIS of in het EPD van de huisartsenpost waarna het via LSP in het HIS van de eigen huisarts komt.
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
De hoofdbehandelaar is huisarts (hetzij patiënt is gezien op de huisartsenpost hetzij op de praktijk zelf)
Indien de huisarts een patiënt behandelt voor een exacerbatie die bij de huisarts zelf en de POH onder controle is, zal hij na het instellen van de behandeling de patiënt zo spoedig mogelijk een vervolgafspraak laten maken op het spreekuur van de POH. Dit vereist een goede interne communicatie. Wanneer een eerstelijns COPD patiënt op de HAP is gezien zal de huisarts deze informatie via edifact/LSP in zijn eigen HIS ontvangen en vervolgens kunnen doorgeven aan zijn POH. De POH draagt er zorg voor dat de exacerbatie en de ingestelde behandeling wordt genoteerd in het KIS (via bijwerken exacerbaties van het ’vervolgconsult’) en geeft verdere informatie en handvaten (zelfmanagement) teneinde een volgende longaanval te voorkomen of adequaat zelf te kunnen (be)handelen.
Bij eerstelijnspatiënten is een keten DBC van toepassing. Er is dan sprake van programmatische eerstelijns zorg. De huisarts en de POH kan derhalve geen consulten registreren in het HIS, betaling vindt al plaats vanuit de DBC.
De hoofdbehandelaar is specialist
Als de huisarts een patiënt met een exacerbatie behandelt die (mede) onder controle staat van de longarts, zal hij de longarts informeren over zijn bevindingen en ingestelde behandeling. De huisarts doet dit door een (beveiligd) bericht over deze patiënt te sturen naar de betreffende longpoli. Het ziekenhuis verwerkt deze berichten in het ziekenhuisdossier.
Ook de longarts geeft regelmatig (ten minste 1 keer per jaar) schriftelijk bericht over zijn controles, behandeling van exacerbaties of wijziging in de medicatie aan de huisartsenpraktijk. Deze berichten kunnen eventueel aan de patiënt worden meegegeven
Bij deze patiënten is een regeling voor gedeelde zorg van toepassing. Er is dan geen sprake van programmatische eerstelijns COPD-zorg; m.a.w. er wordt geen eerstelijns DBC geopend in het KIS, huisarts declareert op basis van consulten en verrichtingen.
Verwijs- en samenwerkingsafspraken van eerstelijn naar tweedelijns longarts bij patiënten met COPD
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD
In zijn algemeenheid geldt:
Patiënten met Gold 1 en 2 worden in de eerstelijn behandeld, met de huisarts als hoofdbehandelaar. Patiënten met Gold 3 en 4 worden behandeld in de tweedelijn, met de longarts als hoofdbehandelaar. Echter er zijn Gold 2 patiënten die (tijdelijk) in de tweedelijn onder behandeling zijn en er zijn ook stabiele Gold 3 patiënten die in de eerstelijn behandeld kunnen worden. Hierbij speelt ook deskundigheid en mogelijkheden in de betreffende huisartsenpraktijk een rol.
Verwijzing naar longarts
Verwijzing is aangewezen bij diagnostische problemen of bij niet bereiken van de behandeldoelen.
Diagnostische problemen
Niet of onvoldoende bereiken van de behandeldoelen
Bij onvoldoende reactie op de behandeling moet bedacht worden dat het inspanningsvermogen bij patiënten met COPD blijvend verminderd is. Verwijzing vindt plaats bij patiënten met een ernstige vorm van COPD zoals bij:
De verwijzing naar de longarts vindt plaats op de reguliere manier (bijvoorbeeld via zorgdomein of een verwijsbrief), dus niet via het KIS. Bij overname van de patiënt door de tweedelijn staakt de huisartsenpraktijk het dossier in het KIS (met als reden ‘behandeling overgedragen aan de tweedede lijn buiten Porta Vita). De eerstelijns keten DBC is dan gesloten.
Behandeling vindt plaats in de tweedelijn
De longarts/nurse practitioner en longverpleegkundigen behandelen de patiënt met COPD (veelal met comorbiditeit) conform de aldaar geldende protocollen en richtlijnen. De longarts informeert minstens 1 keer per jaar de huisartsenpraktijk via een brief. De huisarts informeert de longarts wanneer hij een tweedelijnspatiënt heeft behandeld na een longaanval. Deze informatie wordt overgenomen in het ZIS (Ziekenhuis Informatie Systeem) dossier van de patiënt
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
Handleiding voor tweedelijn: verwerken terugrapportage via KIS na behandelen longaanval bij tweedelijnspatient door huisartsenpraktijk.
Terugverwijs- en samenwerkingsafspraken patiënten COPD van de tweede- naar de eerstelijn
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD zijn onderstaande regionale afspraken opgesteld.
Wanneer het beleid van de longarts tot een bevredigend resultaat heeft geleid, wordt de patiënt (bijvoorbeeld 3 tot 12 maanden na verwijzing) terugverwezen naar de huisarts.
Bij terugverwijzing mag de longarts ervan uitgaan dat de huisarts de richtlijnen voor het bereiken van de streefdoelen en de controles hierop in acht neemt.
Wanneer de huisarts vermoedt dat een bepaalde patiënt terugverwezen kan worden naar de eerstelijn stuurt hij hierover een mail naar:
MC Groep: longvpk@mcgroep.com [KLOPT DIT NOG WEL? STJANSDAL?]
Antonius Ziekenhuis: romke.hoekstra@antonius-sneek.nl
Isalakliniek: info.longarts@isala.nl, Ovv ‘tav dr vd Berg’
Indien per mail informatie wordt uitgewisseld over een patiënt, dient dat i.v.m. de wet bescherming persoonsgevens beveiligd te gebeuren (bijvoorbeeld door deze gegevens in een Word-document te zetten, deze te beveiligen met een wachtwoord en separaat in een andere mail het wachtwoord toe te sturen).
De volgende patiënten kunnen worden (terug)verwezen naar de eerstelijn:
Patiënten die om diagnostische problemen verwezen waren, worden terugverwezen
Als er een andere oorzaak van de klachten gevonden wordt, laat de longarts dit binnen korte tijd weten en draagt hij/zij zorg voor de follow-up waarover binnen 3 maanden bericht wordt.
Bij patiënten die verwezen zijn wegens het niet bereiken van de behandeldoelen
De longarts stuurt een brief naar de huisartsenpraktijk en vermeldt expliciet dat patiënt voor zijn behandeling en begeleiding voortaan in de eerstelijn kan worden gezien. Tevens vermeldt hij het verloop van de klachten en de longfunctie door de tijd en formuleert specifieke aandachtspunten voor controle en beleid (naast het controlebeleid zoals dat in de LTA staat geformuleerd).
De longarts licht de patiënt voor over de overdracht van de verdere behandeling aan de huisarts en de afspraken die hierover gemaakt zijn, en sluit daarmee de behandeling af. De patiënt kan daarna met vragen over de medicatie en voor (herhalings)recepten bij de huisarts terecht.
De huisarts meldt aan de POH dat patiënt is terugverwezen en ze dragen er zorg voor dat patiënt actief in het KIS wordt opgenomen (via importeren nieuwe patiënt of door vanaf de lijst 2de lijns behandelingen voor de betreffende patiënt op ‘E’ te klikken). Op deze manier wordt een eerstelijns DBC geopend.
De huisarts/POH roept de patiënt op voor controle.
Terugverwijs- en samenwerkingsafspraken patiënten COPD van de tweede- naar de eerstelijn
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD zijn onderstaande regionale afspraken opgesteld.
Onderstaande categorie blijft in de tweedelijn:
Patiënten met COPD worden in het algemeen niet terugverwezen bij:
Bij onderstaande patiënten kan een regeling voor gedeelde zorg van toepassing zijn (er is dan geen sprake van programmatische eerstelijns COPD zorg; m.a.w. er wordt geen eerstelijns DBC geopend in het KIS, huisarts declareert op basis van verrichtingen):
Zorg door de huisarts
De huisarts stelt de diagnose COPD op basis van de NHG standaard COPD.
Bij onderstaande vragen over de diagnose is het mogelijk naar de longarts te verwijzen, door middel van een verwijsbrief/zorgdomein:
Wanneer de diagnose COPD gesteld kan worden:
De huisarts geeft de patiënt in het HIS de ICPC codering R95, registreert het hoofdbehandelaarschap (huisarts, internist of geen programmatische zorg) en importeert de patiënt in het KIS. Alle contacten met de patiënt worden vervolgens (primair) in het KIS geregistreerd.
Het uiteindelijke resultaat van de stap diagnosticeren, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
Zorg door de POH/huisarts
In de huisartsenpraktijk wordt COPD zorg verleend op basis van de volgende afspraken, protocollen en richtlijnen:
De POH/huisarts noteert de consulten in het KIS via ‘vervolgconsult’ en draagt er zo zorg voor dat de zorg protocollair wordt uitgevoerd en de benodigde informatie wordt genoteerd.
Bij een exacerbatie/longaanval:
De POH draagt er zorg voor dat een eventuele exacerbatie/longaanval en de ingestelde behandeling wordt genoteerd in het KIS via het onderzoek ‘exacerbatie’/longaanval en geeft informatie en handvatten (zelfmanagement) teneinde een eventuele volgende longaanval te voorkomen of adequaat zelf te kunnen handelen.
Het uiteindelijke resultaat van de stap informeren, vaststellen van persoonlijke doelen en verwijzen, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Voor de samenwerkingsafspraken met de ketenpartners, (terug-)verwijscriteria en resultaten klikt u op het blokje van de betreffende zorgverlener.
Meer informatie:
Informatie voor de patiënt:
Consultatie- en samenwerkingsafspraken longarts/verpleegkundig specialist longgeneeskunde voor patiënten met COPD (patiënt blijft in de eerstelijn)
Consultatie via het KIS is een laagdrempelige manier om de tweedelijn om advies te vragen, bevordert de samenwerking tussen eerste- en tweedelijn, men leert elkaars werkwijze kennen en het is een manier voor de eerstelijn om haar kennis te vergroten.
Indicaties voor consultatie in de tweedelijn:
De POH vraagt via het KIS een ‘Consult longarts’ aan bij de longarts. De longarts/longverpleegkundige geeft antwoord via het KIS. Dit is tevens de terugrapportage naar de huisarts.
In veel gevallen zal het klinisch beeld voor de tweedelijns specialist onmisbaar zijn om een juiste consultatie te kunnen verrichten.
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Diëtisten in onze regio zijn vertegenwoordigd binnen DiHAZ. Medrie heeft structureel overleg met DiHAZ. Wanneer u meer informatie wilt of zich wilt aanmelden als diëtist, kunt u contact opnemen met Dirkje van Asselt via dirkje@dietistvanasselt.nl
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD naar diëtist eerstelijn
Let op: voor een zinvolle dieetinterventie behoort dit te worden gecombineerd met een inspanningsinterventie (= zo mogelijk verwijzing naar fysiotherapeut). Bespreek dit met uw patiënt. Zie voor de samenwerkingsafspraken met de fysiotherapeut het onderdeel ‘adviseren bewegen’.
Gebaseerd op
Verwijscriteria
Indien een dieetinterventie wordt ingezet, behoort dit altijd te worden gecombineerd met inspanningstraining. Immers, de beste resultaten van de dieetbehandeling zijn te verwachten in combinatie met lichamelijke inspanning. Dieetbehandeling alleen leidt, zeker bij bedlegerige of zeer inactieve patiënten, vooral tot gewichtstoename in de vorm van vetmassa en niet van vetvrije (spier)massa. Is er nog geen verwijzing naar de fysiotherapeut, overleg dit dan met de patiënt en de POH, zodat de POH een consult kan aanvragen bij een fysiotherapeut. Wanneer fysiotherapie geen optie is, is het advies, als POH en diëtist, in gesprek te gaan met de patiënt welke andere mogelijkheden er zijn voor de patiënt om het inspanningsvermogen te verhogen. Goed overleg met en uitleg aan de patiënt is dus van cruciaal belang.
Wanneer er op geen enkele manier sprake is van inspanningstraining door de patiënt is het advies met de patiënt te bespreken in hoeverre de dieetinterventie zinvol is en of het alléén kan bijdragen aan het te behalen doel. Een optie kan zijn de dieetinterventie (tijdelijk) te staken.
De POH verwijst via het KIS middels het onderzoek Voedingsadvies naar de betreffende diëtist. De diëtist rapporteert via het KIS, onderzoek voedingsadvies, terug naar de huisartsenpraktijk.
Doelen dieetbehandeling
Behandelprotocol diëtisten
Eerste consult diëtist
Vervolgconsult diëtist (vier tot zes contacten)
Einde dieetbehandeling (één contact)
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren voeding, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
-----------------------------------
* Zie voor meer informatie: GLIM criteria en signaleringsinstrument SNAQ 65+ en gewicht- en gewichtsverlies 65-. Bij de SNAQ 65+ kan tevens de armomtrek gemeten worden als er > 4 kg ongewenst gewichtsverlies is opgetreden in de laatste 6 maanden. Bij een armomtrek van < 25 cm is er sprake van ondervoeding.
** Een BMI > 30 of ≤ 21 detecteert echter niet alle patiënten met een verlaagde/slechte voedingstoestand (o.a. verlaagde vetvrije massa index). Conform het CAHAG standpunt wordt aangeraden om, naast de BMI, ook de Vetvrije Massa Index (VVMI) te bepalen door de diëtist (zie CAHAG bulletin, nr 1. 2008) met een Bio-Impedantie (BIA) meter. Echter dit kan alleen indien de diëtist gebruik kan maken van een BIA meter dan wel deze in bezit heeft. Als de VVMI index ≤ 17 (mannen) of ≤ 15 (vrouwen) is er sprake van een verlaagde/slechte voedingstoestand.
Een impedantie weegschaal wordt afgeraden omdat de stroom altijd de kortste weg kiest en dus bij een weegschaal alleen de benen meet. Ook is er in dit soort apparaten vaak een formule ingebouwd en kan er niet per patiëntengroep bepaald worden van welke formule gebruikt wordt gemaakt. We adviseren een te calibreren impedantiemeter die op 50 kH meet en waarbij de resistance en reactance als uitkomst worden gegeven. Met deze weerstandswaarden kan er in de berekeningssheet de lichaamsamenstelling berekend worden.
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD patiënten met hoofdbehandelaar huisarts, naar fysiotherapeut in eerstelijn
Gebaseerd op NHG standaard. Bij dit document behoort de KNGF richtlijn chronisch obstructieve longziekten
Voor verwijscriteria en samenwerkingsafspraken voor patiënten met COPD, deze vindt u binnenkort hier.
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren bewegen, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Verwijs- en samenwerkingsafspraken apotheek
Op basis van onderstaand document worden tussen de apotheek en de huisartsenpraktijk op lokaal niveau samenwerkingsafspraken gemaakt.
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren (inhalatie) medicatie, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
Afspraken bij stoppen met roken
Gebaseerd op de Zorgmodule Stoppen met Roken
De huisarts heeft een dringend rookstopadvies gegeven. Indien de patiënt gemotiveerd is om te stoppen kan hij een afspraak maken bij een SMR begeleider. De stoppen met roken begeleider kan de POH/huisarts zijn of een externe organisatie.
Uitgangspunt tijdens een SMR interventie is dat de patiënt zelf verantwoordelijk blijft voor het eigen rookgedrag. De patiënt moet beseffen dat roken een probleem is en hij moet over een zekere mate van zelfcontrole beschikken. SMR heeft betrekking op de individuele gedragsmatige begeleiding. Hulpverleners dienen bij begeleiding bij stoppen met roken, indien mogelijk, te streven naar een persoonlijke face-to-face behandeling in 4 of meer sessies.
De zorg rond het SMR bestaat uit drie onderdelen (gebaseerd op de zorgmodule SMR):
In alle gevallen heeft de begeleider een erkende (opleiding) scholing gevolgd en werkt hij/zij volgens de Zorgmodule Stoppen met Roken.
De POH noteert de consulten in het KIS via het onderzoek ‘stoppen met roken’.
Het uiteindelijke resultaat van de stap begeleiding stoppen met roken, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
In de huisartsenpraktijk wordt COPD zorg verleend op basis van de volgende afspraken, protocollen en richtlijnen:
De POH/huisarts noteert de consulten in het KIS via ‘vervolgconsult’ en draagt er zo zorg voor dat de zorg protocollair wordt uitgevoerd en de benodigde informatie wordt genoteerd.
De patiënt wordt gemonitord volgens onderstaand schema:
Patiënten | Frequentie controleconsult | Frequentie spirometrie |
Instelfase COPD | Na verandering medicatie | 1-2 keer |
Lichte ziektelast*:bij patiënten zonder klachten^ en die niet (meer) roken | Jaarlijks | Niet |
Lichte ziektelast bij patiënten met klachten# of die roken | Ten minste jaarlijks | Eenmaal per 3 jaar |
Matige ziektelast | Ten minste tweemaal per jaar | Jaarlijks; bij adequate omgang met de aandoening bij patiënt die gestopt is met roken kan dit eenmaal per 3 jaar. |
Ernstige ziektelast | In de tweedelijn | In de tweedelijn |
Beperkte levensverwachting | zorg op maat | Niet aanbevolen |
Exacerbatie/longaanval | Extra na behandeling van de extracerbatie/longaanval | Niet extra |
Meer informatie:
Informatie voor de patiënt:
In overleg met POH is er de mogelijkheid de deskundigheid van andere ketenpartners (weer) in te roepen.
Voor de samenwerkingsafspraken met de ketenpartners, (terug-)verwijscriteria en resultaten klikt u op het blokje van de betreffende zorgverlener.
Een patiënt die een longaanval heeft belt de huisarts. Dit geldt zowel voor COPD patiënten die in de eerste- als in de tweedelijn onder behandeling zijn.
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD:
Elke COPD patiënt met (klachten van) een exacerbatie, ongeacht of het hoofdbehandelaarschap in de eerste- of tweedelijn ligt, meldt zich bij de huisarts. De huisarts en de longarts zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor deze patiënten. Goede communicatie is hiervoor essentieel.
De huisarts behandelt een patiënt met een longaanval volgens protocol.
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
De hoofdbehandelaar is huisarts (hetzij patiënt is gezien op de huisartsenpost hetzij op de praktijk zelf)
Indien de huisarts een patiënt behandelt voor een exacerbatie die bij de huisarts zelf en de POH onder controle is, zal hij na het instellen van de behandeling de patiënt zo spoedig mogelijk een vervolgafspraak laten maken op het spreekuur van de POH. Dit vereist een goede interne communicatie. De POH draagt er zorg voor dat de exacerbatie en de ingestelde behandeling wordt genoteerd in het KIS en geeft verdere informatie en handvatten (zelfmanagement) teneinde een volgende longaanval te voorkomen of adequaat zelf te kunnen (be)handelen.
Bij eerstelijnspatiënten is een keten DBC van toepassing. Er is dan sprake van programmatische eerstelijnszorg. De huisarts en de POH kan derhalve geen consulten registreren in het HIS, betaling vindt al plaats vanuit de DBC.
De hoofdbehandelaar is specialist
Indien de huisarts een patiënt met een exacerbatie/longaanval behandelt of de behandeling verandert bij een patiënt die mede onder controle staat van de longarts, zal hij de longarts schriftelijk bericht doen van zijn bevindingen en ingestelde behandeling. De huisarts doet dit door via het KIS een bericht over deze patiënt te sturen naar de betreffende longpoli. Het ziekenhuis verwerkt deze berichten in het ziekenhuisdossier.
Ook de longarts geeft regelmatig (ten minste 1 keer per jaar) schriftelijk bericht over zijn controles, behandeling van exacerbaties of wijziging in de medicatie aan de huisartsenpraktijk. Deze berichten kunnen eventueel aan de patiënt worden meegegeven.
Bij deze patiënten is een regeling voor gedeelde zorg van toepassing. Er is dan geen sprake van programmatische eerstelijns COPD zorg; m.a.w. er wordt geen eerstlijns DBC geopend in het KIS, en de huisarts declareert op basis van consulten en verrichtingen.
Indien per mail informatie wordt uitgewisseld over een patiënt, dient dat i.v.m. de wet bescherming persoonsgegevens beveiligd te gebeuren (bijvoorbeeld door deze gegevens in een Word-document te zetten, deze te beveiligen met een wachtwoord en separaat in een andere mail het wachtwoord toe te sturen).
Verwijs- en samenwerkingsafspraken van eerstelijn naar tweedelijns longarts bij patiënten met COPD
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD
In zijn algemeenheid geldt:
Patiënten met Gold 1 en 2 worden in de eerstelijn behandeld, met de huisarts als hoofdbehandelaar. Patiënten met Gold 3 en 4 worden behandeld in de tweedelijn, met de longarts als hoofdbehandelaar. Echter er zijn Gold 2 patiënten die (tijdelijk) in de tweedelijn onder behandeling zijn en er zijn ook stabiele Gold 3 patiënten die in de eerstelijn behandeld kunnen worden. Hierbij speelt ook deskundigheid en mogelijkheden in de betreffende huisartsenpraktijk een rol.
Verwijzing naar longarts
Verwijzing is aangewezen bij vragen over de diagnose (zie stellen diagnosen) of bij niet bereiken van de behandeldoelen.
Niet of onvoldoende bereiken van de behandeldoelen
Bij onvoldoende reactie op de behandeling moet bedacht worden dat het inspanningsvermogen bij patiënten met COPD blijvend verminderd is.
Verwijzing vindt plaats bij patiënten met een ernstige vorm van COPD zoals bij:
De verwijzing naar de longarts vindt plaats op de reguliere manier (bijvoorbeeld via zorgdomein of een verwijsbrief), dus niet via het KIS. Bij overname van de patiënt door de tweedelijn staakt de huisartsenpraktijk in het KIS de patiënt via 'overgedragen naar 2e lijn buiten Portavita' en het hoofdbehandelaarschap wijzigt dan automatisch in het HIS en KIS. De eerstelijns keten DBC wordt daardoor gesloten.
Behandeling
De longarts en verpleegkundig specialist longgeneeskunde behandelen de patiënt met COPD (veelal met comorbiditeit) conform de aldaar geldende protocollen en richtlijnen. De longarts informeert minstens 1 keer per jaar de huisartsenpraktijk via een brief. De huisarts informeert de longarts wanneer hij een tweedelijnspatient heeft behandeld na een longaanval. Deze informatie wordt overgenomen in het ZIS (Ziekenhuis Informatie Systeem) dossier van de patiënt
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Terugverwijs- en samenwerkingsafspraken patiënten COPD van de tweede- naar de eerstelijn
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD en regionale werkafspraken zijn onderstaande regionale afspraken opgesteld.
Ja:
Wanneer het beleid van de longarts tot een bevredigend resultaat heeft geleid, wordt de patiënt terugverwezen naar de huisarts.
De terugverwijsafspraken staan in dit document.
De longarts stuurt een brief naar de huisartsenpraktijk en vermeldt expliciet dat patiënt voor zijn behandeling en begeleiding voortaan in de eerstelijn kan worden gezien. Tevens vermeldt hij het verloop van de klachten en de longfunctie door de tijd en formuleert specifieke aandachtspunten voor controle en beleid (naast het controlebeleid zoals dat in de LTA staat geformuleerd).
De longarts licht de patiënt voor over de overdracht van de verdere behandeling aan de huisarts en de afspraken die hierover gemaakt zijn, en sluit daarmee de behandeling af. De patiënt kan daarna met vragen over de medicatie en voor (herhalings)recepten bij de huisarts terecht.
De huisarts meldt aan de POH dat patiënt is terugverwezen en de POH meldt de patiënt actief aan in het KIS.
De huisarts/POH roept de patiënt op voor controle.
Onderstaande categorie blijft in de tweedelijn:
Patiënten met COPD worden in het algemeen niet terugverwezen bij:
De meeste patiënten die onder controle van de longarts zijn, zullen ook regelmatig de zorg van de huisarts vragen. Voor een goede gedeelde zorg is het nodig dat relevante informatie (zoals het frequent voorkomen van exacerbaties) via een goede communicatie onderling wordt uitgewisseld.
handleiding om hoofdbehandelaarschap van patiënten in tweedelijn te controleren
Zorg door de huisarts
De huisarts stelt de diagnose COPD op basis van de NHG standaard COPD
Bij vragen over de diagnose is het mogelijk naar de longarts te verwijzen, middels verwijsbrief/ zorgdomein bij:
Diagnostische problemen
Problemen bij de spirometrie
Als er vragen of twijfel is over de geblazen spirometrie in de huisartsenpraktijk kan er (opnieuw een diagnostische) spirometrie uitgevoerd worden bij het Astma en COPD DiagnoseCentrum (ACDC). Verwijzen kan via dit verwijsformulier.
Wanneer de diagnose COPD gesteld kan worden:
De huisarts geeft de patiënt in het HIS de ICPC codering R95, registreert het hoofdbehandelaarschap (huisarts, longarts of geen programmatische zorg) en importeert de patiënt in het KIS. Alle contacten met de patiënt worden vervolgens (primair) in het KIS geregistreerd.
Het uiteindelijke resultaat van de stap diagnosticeren, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
In de huisartsenpraktijk wordt COPD-zorg verleend op basis van de volgende afspraken, protocollen en richtlijnen:
- NHG standaard COPD
- LTA COPD
- Protocollaire astma-/COPD-zorg
- Longaanval actieplan COPD/astma
De POH/huisarts noteert de consulten in het KIS via ‘vervolgconsult’ en draagt er zo zorg voor dat de zorg protocollair wordt uitgevoerd en de benodigde informatie wordt genoteerd.
Bij een exacerbatie: De POH draagt er zorg voor dat een eventuele exacerbatie en de ingestelde behandeling wordt genoteerd in het KIS via het onderzoek Exacerbatie en geeft informatie en handvatten (zelfmanagement) teneinde een eventuele volgende longaanval te voorkomen of adequaat zelf te kunnen handelen.
Het uiteindelijke resultaat van de stap informeren, vaststellen van persoonlijke doelen en verwijzen, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Voor de samenwerkingsafspraken met de ketenpartners, (terug-)verwijscriteria en resultaten klikt u op het blokje van de betreffende zorgverlener.
Meer informatie
Informatie voor de patiënt
Consultatie- en samenwerkingsafspraken longarts voor patiënten met COPD (patiënt blijft in de eerstelijn)
Consultatie via ZorgDomein is een laagdrempelige mogelijkheid om de tweedelijn om advies te vragen, het bevordert de samenwerking tussen eerste en tweedelijn, men leert elkaars werkwijze kennen en het is een manier voor de eerstelijn om haar kennis te vergroten.
Indicaties voor consultatie in de tweedelijn:
De POH/huisarts vraagt via ZorgDomein een meedenkconsult aan bij de internist (hiermee wordt geen verwijzing bedoeld). De internist geeft antwoord via ZorgDomein. De hoofdbehandelaar van de patiënt blijft de huisarts.
Het Meedenkconsult is in Zorgdomein te vinden onder het kopje ‘Medisch specialistische zorg’ en heet: Meedenkconsult ketenzorg COPD.
In veel gevallen zal het klinisch beeld voor de tweedelijns specialist onmisbaar zijn om een juiste consultatie te kunnen verrichten. In voorkomende gevallen zal de longarts de eerstelijn daarom verzoeken om de patiënt te verwijzen naar de tweedelijn voor (kortdurende) diagnostiek en/of behandeling.
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Diëtisten in onze regio zijn vertegenwoordigd binnen DiHAZ. Medrie heeft structureel overleg met DiHAZ. Wanneer u meer informatie wilt of zich wilt aanmelden als diëtist, kunt u contact opnemen met Dirkje van Asselt via dirkje@dietistvanasselt.nl
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD naar diëtist eerstelijn
Let op: voor een zinvolle dieetinterventie behoort dit te worden gecombineerd met een inspanningsinterventie (= zo mogelijk verwijzing naar fysiotherapeut). Bespreek dit met uw patiënt. Zie voor de samenwerkingsafspraken met de fysiotherapeut het onderdeel ‘adviseren bewegen’.
Gebaseerd op
Verwijscriteria
Indien een dieetinterventie wordt ingezet, behoort dit altijd te worden gecombineerd met inspanningstraining. Immers, de beste resultaten van de dieetbehandeling zijn te verwachten in combinatie met lichamelijke inspanning. Dieetbehandeling alleen leidt, zeker bij bedlegerige of zeer inactieve patiënten, vooral tot gewichtstoename in de vorm van vetmassa en niet van vetvrije (spier)massa. Is er nog geen verwijzing naar de fysiotherapeut, overleg dit dan met de patiënt en de POH, zodat de POH een consult kan aanvragen bij een fysiotherapeut. Wanneer fysiotherapie geen optie is, is het advies, als POH en diëtist, in gesprek te gaan met de patiënt welke andere mogelijkheden er zijn voor de patiënt om het inspanningsvermogen te verhogen. Goed overleg met en uitleg aan de patiënt is dus van cruciaal belang.
Wanneer er op geen enkele manier sprake is van inspanningstraining door de patiënt is het advies met de patiënt te bespreken in hoeverre de dieetinterventie zinvol is en of het alléén kan bijdragen aan het te behalen doel. Een optie kan zijn de dieetinterventie (tijdelijk) te staken.
De POH verwijst via het KIS middels het onderzoek Voedingsadvies naar de betreffende diëtist. De diëtist rapporteert via het KIS, onderzoek voedingsadvies, terug naar de huisartsenpraktijk.
Doelen dieetbehandeling
Behandelprotocol diëtisten
Eerste consult diëtist
Vervolgconsult diëtist (vier tot zes contacten)
Einde dieetbehandeling (één contact)
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren voeding, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
-----------------------------------
* Zie voor meer informatie: GLIM criteria en signaleringsinstrument SNAQ 65+ en gewicht- en gewichtsverlies 65-. Bij de SNAQ 65+ kan tevens de armomtrek gemeten worden als er > 4 kg ongewenst gewichtsverlies is opgetreden in de laatste 6 maanden. Bij een armomtrek van < 25 cm is er sprake van ondervoeding.
** Een BMI > 30 of ≤ 21 detecteert echter niet alle patiënten met een verlaagde/slechte voedingstoestand (o.a. verlaagde vetvrije massa index). Conform het CAHAG standpunt wordt aangeraden om, naast de BMI, ook de Vetvrije Massa Index (VVMI) te bepalen door de diëtist (zie CAHAG bulletin, nr 1. 2008) met een Bio-Impedantie (BIA) meter. Echter dit kan alleen indien de diëtist gebruik kan maken van een BIA meter dan wel deze in bezit heeft. Als de VVMI index ≤ 17 (mannen) of ≤ 15 (vrouwen) is er sprake van een verlaagde/slechte voedingstoestand.
Een impedantie weegschaal wordt afgeraden omdat de stroom altijd de kortste weg kiest en dus bij een weegschaal alleen de benen meet. Ook is er in dit soort apparaten vaak een formule ingebouwd en kan er niet per patiëntengroep bepaald worden van welke formule gebruikt wordt gemaakt. We adviseren een te calibreren impedantiemeter die op 50 kH meet en waarbij de resistance en reactance als uitkomst worden gegeven. Met deze weerstandswaarden kan er in de berekeningssheet de lichaamsamenstelling berekend worden.
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD-patiënten met hoofdbehandelaar huisarts, naar fysiotherapeut in eerstelijn
Gebaseerd op NHG-standaard COPD.
Bij dit document behoort de KNGF richtlijn chronisch obstructieve longziekten.
Verwijscriteria fysiotherapeut voor patiënten met COPD:
Huisarts en POH adviseren iedere patiënt voldoende te bewegen volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Als een patiënt daar niet in slaagt overweegt de huisarts een verwijzing naar een fysiotherapeut met aantekening COPD voor inspanningstraining.
Bij relevante cardiovasculaire comorbiditeit overweegt de huisarts (verwijzing voor) ergometrisch onderzoek alvorens te verwijzen. Meestal zal deze patiënt al in de tweede lijn bekend zijn.
Als ondanks fysiotherapeutische zorg beperkingen en participatieproblemen blijven,
verdient het aanbeveling te verwijzen naar een longarts voor een revalidatieprogramma.
Blijvende kortademigheid kan een indicatie vormen voor ademhalingsoefeningen.
Ook problemen met mucusklaring vormt een indicatie voor verwijzing.
De POH verwijst via het KIS middels het onderzoek fysiotherapie naar de betreffende fysiotherapiepraktijk. De POH vermeldt in het KIS het telefoonnummer van de patiënt.
De fysiotherapeut neemt vervolgens contact op met de patiënt om een afspraak te maken en kan zo ook informatie geven over hoe de vergoeding plaatsvindt.
De fysiotherapeut rapporteert via het KIS, onderzoek consult, terug naar de huisartsenpraktijk.
De fysiotherapeut screent de patiënt en overlegt met de patiënt wat het vervolgtraject is en welke doelen daarmee te bereiken zijn. Bij patiënten met GOLD 1 of 2 kan een beweegprogramma worden ingezet (alleen door PLUS praktijken). Bij patiënten met GOLD 2, 3, 4 kunnen individuele interventies worden ingezet.
Meer informatie:
Vergoeding fysiotherapie bij COPD
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren bewegen, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Verwijs- en samenwerkingsafspraken apotheek
De huisartsenpraktijk schrijft de medicatie voor. Daarna:
Het uiteindelijke resultaat van de stap adviseren (inhalatie) medicatie, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
Gebaseerd op de Zorgmodule Stoppen met roken
De huisarts heeft een dringend rookstopadvies gegeven. Als de patiënt gemotiveerd is om te stoppen kiest de patiënt zelf, i.o.m de huisarts/praktijkondersteuner welke soort SMR begeleiding het beste bij hem past. Er zijn verschillende soorten SMR begeleiding, zoals beschreven in het regionale model:
Nazorg, preventie van terugval | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
↑ | ↑ | ↑ | ↑ | |||||||
Individuele begeleiding huisartsenpraktijk | Begeleiding Rookstoppoli | Begeleiding praktijkoverstijgend, individueel of in groep |
|
|
||||||
↑ | ↑ | ↑ | ↑ | ↑ | ||||||
Individuele intake, screening |
||||||||||
↑ | ↑ | ↑ | ↑ | ↑ | ||||||
Eenmalig stopadvies tijdens consult, basis voorlichting over verslaving, info over interventie mogelijkheden. |
De zorg rond het SMR bestaat uit drie onderdelen (gebaseerd op de zorgmodule SMR):
In alle gevallen heeft de begeleider een erkende (opleiding) scholing gevolgd en werkt hij/zij volgens de Zorgmodule Stoppen met Roken.
De praktijkondersteuner noteert de consulten in het KIS via het onderzoek ‘stoppen met roken’.
Het uiteindelijke resultaat van de stap begeleiding stoppen met roken, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
Verwijs- en samenwerkingsafspraken bij COPD-Patiënten met hoofdbehandelaar huisarts, naar longverpleegkundige eerstelijn.
Verwijscriteria longverpleegkundige eerstelijn:
Longverpleegkundige eerstelijn kan worden ingezet bij patiënten met multiproblematiek. Zoals patiënten met een hoge mate van ziektelast en/of verminderd zelfmanagement.
De Longverpleegkundige eerstelijn kan fungeren als casemanager en vanuit daaruit zich richten op het verhogen van zelfmanagement, therapietrouw, inhalatie instructie, toepassing leefregels, preventie longaanval.
Door middel van huisbezoeken is er veel tijd en ruimte om de patiënt zijn verhaal te laten doen; wat betekent het hebben van COPD in het dagelijks leven en welke mogelijkheden zijn er om de kwaliteit van leven zo mogelijk te verbeteren. De frequentie en inhoud van de huisbezoeken worden afgestemd op de wens van de patiënt.
Casemanager longverpleegkundige eerstelijn kan een aanvulling zijn op de reguliere zorg en ondersteuning vanuit POH/HA of ziekenhuis. De longverpleegkundige zal, in overleg met de patiënt, een terugkoppeling doen naar de verwijzer. De wijze van terugkoppeling vindt in onderlinge afstemming plaats: telefonisch, per (beveiligde) e-mail of via OZO verbindzorg.
De huisbezoeken worden in de meeste gevallen vanuit de basisverzekering vergoed; deze gaan niet van het eigen risico af. Heeft de patiënt een verblijfsindicatie of is hier twijfel over, dan is het advies om even vooraf te overleggen met de longverpleegkundige. Huisbezoeken kunnen dan ook ingezet worden, maar het regelen van de financiering vraagt om meer aandacht en overleg.
Contactgegevens Longverpleegkundige eerstelijn in de regio:
Carinova: 0900 8662 / longeczeemteamnoord@carinova.nl
Icare : 0522-279796 / longteamvvtijz@icare.nl
Zorg door de POH/huisarts
In de huisartsenpraktijk wordt de COPD zorg verleend op basis van de volgende afspraken, protocollen en richtlijnen:
De POH/huisarts noteert de consulten in het KIS via ‘vervolgconsult’ en draagt er zo zorg voor dat de zorg protocollair wordt uitgevoerd en de benodigde informatie wordt genoteerd.
De patiënt wordt gemonitord volgens onderstaand schema:
Frequentie (vervolg)consult | Frequentie spirometrie | |
Lichte ziektelast bij patiënten die niet (meer) roken en zonder klachten (MRC , 2 en/of CCQ , 1) en zonder exacerbaties de voorafgaande 12 maanden | Jaarlijks | Niet |
Lichte ziektelast bij patiënten die (weer gaan) roken of met klachten (MRC = 2 of CCQ ,2) of maximaal 1 exacerbatie de voorafgaande 12 maanden | Ten minste jaarlijks | Eenmaal per 3 jaar |
Matige ziektelast | Ten minste tweemaal per jaar | Jaarlijks; bij adequate omgang met de aandoening bij patiënt die gestopt is met roken kan dit eenmaal per 3 jaar. |
Ernstige ziektelast | In de tweedelijn | In de tweedelijn |
Exacerbatie | Extra na behandeling van de extracerbatie | Niet extra |
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Meer informatie:
In overleg met POH is er de mogelijkheid de deskundigheid van andere ketenpartners (weer) in te roepen.
Voor de samenwerkingsafspraken met de ketenpartners, (terug-)verwijscriteria en resultaten klikt u op het blokje van de betreffende zorgverlener.
Een patiënt die een longaanval heeft belt de huisarts. Dit geldt zowel voor COPD patiënten die in de eerste- als in de tweedelijn onder behandeling zijn.
De patiënt en diens omgeving moeten weten wat te doen bij een exacerbatie, bij voorkeur middels een geschreven actieplan (eventueel als onderdeel van een individueel zorgplan) met onder andere informatie over bereikbaarheid van de hoofdbehandelaar binnen en buiten kantooruren.
Zie ook: Longaanval actieplan COPD/astma
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD:
Elke COPD patiënt met (klachten van) een exacerbatie, ongeacht of het hoofdbehandelaarschap in de eerste- of tweedelijn ligt, meldt zich bij de huisarts. De huisarts en de longarts zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor deze patiënten. Goede communicatie is hiervoor essentieel.
De huisarts (hetzij op de huisartsenpost hetzij op de praktijk) behandelt een patiënt met een longaanval volgens de NHG standaard. Bij vragen over een in te zetten behandeling in geval van een exacerbatie patiënt uit de tweedelijn kan de HA telefonisch contact opnemen met de longarts.
De huisarts noteert zijn bevindingen en behandeling in het HIS of in Call Manager waarna het via LSP in het HIS van de eigen huisarts komt.
Geadviseerd wordt om patiënten binnen 2 weken uit te nodigen voor een consult bij de huisarts of praktijkondersteuner om te evalueren hoe het nu gaat en te kijken hoe een exacerbatie in de toekomst voorkomen kan worden.
Declaratie
Bij patiënten van wie de longarts hoofdbehandelaar is, declareert de huisarts een consult voor de gedane verrichtingen. Bij de patiënten van wie de huisarts hoofdbehandelaar is, worden de verrichtingen uit de ketengelden betaald.
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
De hoofdbehandelaar is huisarts (hetzij patiënt is gezien op de huisartsenpost hetzij op de praktijk zelf)
Indien de huisarts een patiënt behandelt voor een exacerbatie die bij de huisarts zelf en de praktijkondersteuner onder controle is, zal hij na het instellen van de behandeling de patiënt binnen twee weken een vervolgafspraak laten maken op het spreekuur van de praktijkondersteuner. Dit vereist een goede interne communicatie. Wanneer een eerstelijns COPD patiënt op de HAP is gezien zal de huisarts deze informatie via edifact/LSP in zijn eigen HIS ontvangen en vervolgens kunnen doorgeven aan zijn praktijkndersteuner. De praktijkondersteuner draagt er zorg voor dat de exacerbatie en de ingestelde behandeling wordt genoteerd in het KIS (via bijwerken exacerbaties van het ’vervolgconsult’) en geeft verdere informatie en handvaten (zelfmanagement) teneinde een volgende longaanval te voorkomen of adequaat zelf te kunnen (be)handelen.
Bij eerstelijnspatiënten is een keten DBC van toepassing. Er is dan sprake van programmatische eerstelijns zorg. De huisarts en de POH kan derhalve geen consulten registreren in het HIS, betaling vindt al plaats vanuit de DBC.
De hoofdbehandelaar is specialist
Indien de huisarts een patiënt met een exacerbatie behandelt of de behandeling verandert bij een patiënt die mede onder controle staat van de longarts, zal hij de longarts schriftelijk bericht doen van zijn bevindingen en ingestelde behandeling.
Ook de longarts geeft regelmatig (ten minste 1 keer per jaar) schriftelijk bericht over zijn controles, behandeling van exacerbaties of wijziging in de medicatie aan de huisartsenpraktijk. Deze berichten kunnen eventueel aan de patiënt worden meegegeven.
Bij deze patiënten is een regeling voor gedeelde zorg van toepassing. Er is dan geen sprake van programmatische eerste lijns COPD zorg; m.a.w. er wordt geen eerste lijns DBC geopend in het KIS, huisarts declareert op basis van consulten en verrichtingen.
Terugrapportage tweedelijn
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD:
De huisarts heeft een patiënt met een longaanval, waarvan de specialist hoofdbehandelaar is, behandeld in de eerstelijn. Conform de LTA zal de huisarts de specialist hiervan op de hoogte stellen. Dit doet hij door de specialist een bericht via zorgdomein te sturen over de betreffende patiënt.
Hierin vermeldt hij minimaal:
Verwijs- en samenwerkingsafspraken van eerstelijn naar tweedelijns longarts bij patiënten met COPD
Gebaseerd op de NHG standaard COPD en de LTA COPD
In zijn algemeenheid geldt:
Patiënten met lichte ziekte last worden in de eerste lijn behandeld, met de huisarts als hoofdbehandelaar. Patiënten met blijvend verhoogde ziektelast worden behandeld in de tweede lijn, met de longarts als hoofdbehandelaar.
Verwijzing naar longarts
Verwijzing is aangewezen bij diagnostische problemen of bij niet bereiken van de behandeldoelen.
Diagnostische problemen
Niet of onvoldoende bereiken van de behandeldoelen
Bij onvoldoende reactie op de behandeling moet bedacht worden dat het inspanningsvermogen bij patiënten met COPD blijvend verminderd is. Verwijzing vindt plaats bij patiënten met een ernstige vorm van COPD zoals bij:
De verwijzing naar de longarts vindt plaats op de reguliere manier (bijvoorbeeld via zorgdomein of een verwijsbrief), dus niet via het KIS. Bij overname van de patiënt door de tweedelijn staakt de huisartsenpraktijk het dossier in het KIS (met als reden ‘behandeling overgedragen aan de tweedelijn buiten Porta Vita). De eerstelijns keten DBC is dan gesloten.
Behandeling
De longarts en verpleegkundig specialist longgeneeskunde behandelen de patiënt met COPD (veelal met comorbiditeit) conform de aldaar geldende protocollen en richtlijnen. De longarts informeert minstens 1 keer per jaar de huisartsenpraktijk via een brief. De huisarts informeert de longarts wanneer hij een tweedelijnspatient heeft behandeld na een longaanval. Deze informatie wordt overgenomen in het ZIS (Ziekenhuis Informatie Systeem) dossier van de patiënt
Het uiteindelijke resultaat van deze stap, wat tegelijkertijd de input is voor de volgende stap in het proces, is:
Werkwijze longarts bij consultatie of verwijzing
De longarts rapporteert schriftelijk aan de huisarts:
Werkwijze longarts bij terugverwijzing naar huisarts